Vorige week een vaardighedenles gegeven aan eerstejaars. Deel 1 van deze les ging over uitstelgedrag, afleidingen en multitasking en deel 2 over presenteren waarbij we filmpjes van sprekers bekeken en zelf in duo’s met presentaties gingen oefenen (tenminste, de studenten dan, ik stond de hele les al te oefenen, maar ik weet niet of ze dat door hadden). In deze ‘uit het docentenleven gegrepen’ wil ik het hebben over deel 1 van deze les, over uitstelgedrag, afleiding en multitasking. Niet alleen nuttige kost voor studenten. Bij het uitstelgedrag zat in het lesmateriaal een grappige TEDtalk van Tim Urban: (1) Tim Urban: Inside the mind of a master procrastinator | TED – YouTube. Wel een beetje een lang filmpje (ca 14 min), maar Tim – internetschrijver en blogger – legt op cabaretachtige wijze uit hoe we in ons hoofd een ‘rational decision maker’ hebben, een ‘instant gratification monkey’ en een ‘panic monster’. En hoe die drie vechten om het stuur in ons hoofd. Als je op zoek bent naar een strategie om minder uit te stellen, zijn er vast zinniger filmpjes te vinden, want het betreft vooral een duiding van hoe uitstelgedrag ontstaat. Maar goed, dat is ook handig om te weten. Ik vraag de studenten na het filmpje of zij zelf veel uitstelgedrag vertonen (80% steekt zijn vinger omhoog) en wat ze er dan aan doen om op tijd te beginnen met studeren. Iemand zegt: ‘Ik zeg tegen mezelf: als ik het vandaag doe, dan ben ik morgen vrij’, maar de meesten kijken me neutraal aan. Ik vraag ze: ‘Jullie moeten op de Hogeschool Utrecht de wekelijkse opdrachten pas aan het einde van de periode inleveren, als één verzameld dossier. Zou het helpen als jullie de losse opdrachten, ook meteen wekelijks bij ons moeten inleveren?’ Ik ben overigens niet van plan om dit te veranderen, al zouden we wel meer tussentijds feedback kunnen geven in plaats van op het eind, maar ik ben vooral benieuwd hoe ze dit zien. Een student geeft me antwoord. Hij zegt: ‘het nadeel daarvan is dat we niet gedwongen worden dit zelfstandig op te lossen.’ Knap antwoord voor iemand in het eerste jaar. Precies wat een docent wil horen. Ik voeg nog toe dat hoe meer we hen begeleiden en helpen, hoe minder ruimte ze krijgen om zichzelf te ontwikkelen en zelfstandig beslissingen te leren nemen. Maar de student had het eigenlijk al perfect verwoord, dus had ik beter mijn mond kunnen houden. Ik ga snel door, want vandaag is filmpjesdag. Zoveel filmpjes als vandaag heb ik niet eerder gehad, maar ze zijn relevant. Ik toon een kort filmpje van een studiekamer met een bureau waarop een laptop staat, een TV ernaast waar een voetbalwedstrijd aan staat, een bord met koekjes en een hoop rommel. We spreken over concentratie en afleiding en dit is de opwarmer. Ze leven wat dat betreft in een rare tijd: smartphones, social media en trillende berichtjes zijn zo ontworpen dat ze continue om aandacht vragen: ‘ojee, het trilt, wat zou ik missen? Heb ik al meer likes? Is er een nieuw filmpje gepost over de 10 heftigste voorbeelden van weet-ik-veel-wat?’ Apps misbruiken de werking van het beloningscentrum in onze hersenen. Bij ieder bericht, iedere klik of like krijgen we een beloning, een shot dopamine, een van onze gelukshormonen. Lekker! Nu heb ik als docent ook heel veel lekkers in mijn winkeltje. Vind ik zelf. Toch zie ik dat zelfs tijdens het korte bureau-filmpje over afleiding een student zijn telefoon checkt. Ironie ten top. Ik zie het, gniffel en besluit er niets over te zeggen. Ik vraag: ‘hoe gaan jullie om met al die afleiding om je heen?’ Eerlijk gezegd had ik verwacht dat ze het een beetje onzin zouden vinden om het hier over te hebben, maar ik doe het toch. Net zoals ik hoop dat ouders het met hen bespreken, hopen diezelfde ouders waarschijnlijk dat ik dat ook doe. Een onbenoemde coalitie. Maar wat blijkt: de studenten hebben het er graag over, omdat het wel degelijk een worsteling is bij een aantal van hen. Een jongen geeft aan dat hij zijn telefoon eerst weglegde in de hoek als ie echt moest leren, maar dat dit toch niet werkte. Nu legt hij hem in een andere kamer, dat werkt wel. Een ander werkt in een klein kamertje, haalt alle troep daar weg, en kan zich dan concentreren. Ik heb nóg een troef bij deze opvoedkundige sessie: een opdrachtje over de vraag of multitasking werkt (u vermoed al wat het antwoord is). Er is een goed filmpje van Paul Kirschner hierover: (3) LEREN LEREN: Kun je nou beter wel of niet multitasken? – YouTube Ik kwam op het spoor van Paul Kirschner door een tip van mijn collega Tjerk. Lees het boek ‘Op de schouders van reuzen’ en u begrijpt hoe goed Paul is. Dat filmpje over multitasking laat ik overigens niet zien tijdens de les (u krijgt het wel, want ik trek u voor), maar ik speel de opdracht na die Paul met iemand uit het publiek doet. Kunnen mijn studenten het zelf ervaren. Als u geen zin hebt om het hele filmpje te kijken, start dan bij 4:50 minuten, de opdracht duurt een minuut of twee. En voor wie helemaal geen zin heeft om door te klikken, leg ik snel even uit hoe de opdracht in mijn les verliep. Nu ga ik dus mezelf citeren. ‘Ik heb twee mensen nodig voor deze opdracht,’ zeg ik en kijk de groep rond, ‘iemand die iets op het bord schrijft, en iemand die de tijd bijhoudt.’ Rechts van mij hoor ik: ‘Ik houd de tijd wel bij’. ‘Oké, dan schrijf ik wel’ zegt een ander. De veiligheid die ik probeer te creëren werpt zijn vruchten af: ze durven zich kwetsbaar te tonen, durven te leren in de groep. Ik geef de instructie: ‘schrijf snel maar duidelijk leesbaar het woord ‘MULTITASKEN!’ met hoofdletters op het bord en daarna eronder 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12’ (inderdaad, 12 is het aantal letters van multitasken plus het uitroepteken). Ik zeg: ‘je collega houdt bij hoe lang je erover doet’. Even later blijkt het resultaat 19 seconden. Verwachtingsvol kijkt mijn proefkonijn mij aan, want hij snapt wel dat het hier niet bij blijft. ‘En nu schrijf je TASKSWITCHEN en weer 1 t/m 12, maar op een andere manier: eerst de letter T, dan het cijfer 1 eronder, dan de A, met de 2 eronder, dan de S, met de 3 eronder et cetera. Je probeert twee taken tegelijk uit te voeren en switcht daarbij dus steeds van het woord naar de cijferreeks en terug.’ Ik kan het voornemen van de student om goed te presteren bijna voelen, maar hij zegt niks, concentreert zich slechts. Na het startsein van de timekeeper gaat ie los. Het resultaat: 26 seconden en minder netjes geschreven. Zoals Paul Kirschner in zijn verhaal uitlegt: ‘multitasken is het uitvoeren van twee denkprocessen tegelijk. Computers hebben meerdere processoren en kunnen dit, maar wij hebben maar één verwerkingseenheid en kunnen dit niet. Let op…’, zegt Paul, ‘…het gaat niet over geautomatiseerde processen, je kunt lopen (geautomatiseerd) en praten tegelijk. Bij het uitvoeren van twee verschillende denkprocessen in ons werkgeheugen zijn wij dus niet aan het multitasken, maar aan het taskswitchen: we schakelen heel snel heen en weer tussen verschillende denkschema’s. Bij het overschakelen betalen we steeds een kleine boete: we verliezen tijd en kwaliteit. Uit onderzoek blijkt dat we in de 18 uur per dag dat we gemiddeld wakker zijn, gemiddeld 221 keer op onze telefoon kijken. Als je dit ook doet bij het studeren betekent dit dat het langer duurt om de stof op hetzelfde niveau te beheersen en dat informatie ook nog eens minder diep wordt verwerkt. Uit onderzoek blijkt echter dat de taskswitchers niet langer studeren om dit te compenseren en daarom ongeveer 1,5 punt lager scoren op toetsen. Als je een 9 zou kunnen halen is dit niet heel erg, maar wel als je een 6 zou kunnen halen.’ Paul eindigt zijn verhaal met een eenvoudige tip: ‘zet je mobiel af en toe even helemaal uit.’ Alles komt aan op zelfdiscipline, realiseer ik me. Het is niet anders dan met snelle suikers: kan je ze laten staan voor een gezonde maaltijd? Kan je een paar uur zonder je telefoon, zodat je je kunt focussen op een belangrijke taak? Ik vraag me af: wat moeten we hier nu mee, is er hoop? Paul gaf in zijn verhaal aan dat de moderne mens steeds minder goed wordt in het blokkeren van irrelevante stimuli. En toch: ja, ik heb hoop, maar dat heb ik altijd. Ik zet in op bewustwording van mijn kant en ik geloof in de kracht van studenten van hun kant om – zo nu en dan – verstandig gedrag te vertonen. En dus het ‘weapon of mass distraction’ (geen typefout, ook van Paul gepikt) zo nu en dan eens uit te zetten.
Meester Bart wenst u een fijne dag.