Vandaag zit ik weer ingeleverde opdrachten te lezen van studenten. Ditmaal uit jaar 2. Ik heb voor leerteamleren in periode 2A een voorwaardelijke opdracht bedacht, waardoor ze wat extra stimulans voelen om aanwezig te zijn en serieus na te denken over hun persoonlijke en professionele ontwikkeling. ‘Voorwaardelijk’ betekent in onderwijstaal dat ze het voldoende moeten hebben om een ander vak te kunnen halen (dus als voorwaarde om dat andere vak te kunnen halen). Ze moeten bij ons in een paar perioden voor leerteamleren studiepunten halen en dus dossiers inleveren of assessments doen. Bij andere perioden niet, dan is het gewoon leerzaam om naar de lessen te komen. Zo vinden wij als docenten. Maar dat zien niet alle studenten zo, zullen we maar zeggen. Dat verander ik nu dus met die voorwaardelijke opdracht: immers, als er verplicht iets ingeleverd moet worden om de studie te kunnen halen, is het belangrijk, zo redeneren veel studenten. Het blijkt in periode 2A inderdaad te werken: de opkomst bij leerteamleren in hoger dan vorig jaar.
De opdracht gaat over de vraag wat studenten van elkaar leren, hoe ze met conflicten omgaan en hoe ze vinden dat het gaat met hun studie en persoonlijke ontwikkeling. Een paar voorbeelden van de vragen die ik bedacht voor deze opdracht, zodat het wat concreter wordt:
- ‘Wat voor bijbanen hebben jouw leerteamgenoten (gehad) en wat is het belangrijkste dat ze daar hebben geleerd?’ Zo’n vraag stel ik omdat het vereist dat ze elkaar bevragen en een beeld krijgen van hetgeen anderen leren van hun bijbanen.
- ‘Wat heb jij zelf van je eigen bijbaan geleerd en op welke manier denk je dat je stage afwijkt van je bijbaan?’ Hiermee probeer ik ze in de stand te krijgen dat ze hun eigen ervaring overdenken en proberen een beeld te krijgen van hetgeen hun te wachten staat, en hoe dit afwijkt van wat ze nu reeds kennen.
- ‘Beschrijf twee conflicten die je in je leven hebt gehad. Bijvoorbeeld op school, in een bijbaan, op een vereniging of thuis. Met wie had je een conflict? Waarover? Hoe ontstond het? Wat waren de belangen? Wie deed of zei wat? Wat voelde je erbij? Hoe liep het af? Welke conflicthanteringsstijl heb jij bij deze twee voorbeelden gehanteerd? Zou je de volgende keer iets anders doen? Heb je er iets aan gehad dat we over conflicthantering hebben gesproken tijdens leerteamleren? Zo ja, wat? Zo nee, in welk geval had je er wel wat aan gehad?’ Tijdens leerteamleren heb ik eerder een plaatje op papier rondgedeeld (lekker dicht laten die laptops) met vijf conflictstijlen en een uitleg hoe je deze stijlen kunt herkennen en in welke situatie ze productief kunnen zijn. Ook liet ik ze spreken over eigen ervaringen in duo’s. Ik gaf een voorbeeld van een conflict uit mijn eigen werkzame leven en vroeg ze welke conficthanteringsstijlen mijn ‘conflict-partner’ en ik destijds hanteerden en of ze het anders aangepakt zouden hebben dan ik. Ouder worden is niet altijd lekker, maar het is wel heerlijk om in de les uit veel ervaring te kunnen putten.
- ‘Je hebt nu de eerste periode van het tweede jaar gehad. Als je hier eens rustig aan terugdenkt: Hoe vind je dat het gaat met je persoonlijke en professionele ontwikkeling? Leer je genoeg hier op school? Hoe gaat het met je studievoortgang? Is er nog iets extra’s nodig? Voel je je prettig op school? Is er iets dat je nodig hebt om je fijner te kunnen voelen?’ Dit soort vragen stel ik omdat ik het heel belangrijk vind om te weten hoe ze in de wedstrijd zitten, en ook dat ze even in de spiegel kijken. Dit is overigens tevens een win-win-vraag, want ook al voer ik individuele gesprekken met deze studenten, een tekstuele toelichting is altijd nuttig om nog wat meer te horen over wat ze bezighoudt.
De digitale stapel met 25 rapportjes lacht me toe.
Ik ga er eens lekker voor zitten.
Ik lees de uitgewerkte opdrachten van student 1 en student 2. Deze verschillen als dag en nacht. De verschillen zijn sowieso vaak groot tussen studenten in hoe ze zich uitdrukken, maar dit zijn echt uitersten.
Eerst lees ik het stuk van student 1. Ik ken hem nog niet zo goed, maar het lijkt me het schoolvoorbeeld van een student die zo kort formuleert als taal technisch maar mogelijk is. Ik krijg al lezende het gevoel dat hij er snel vanaf wil zijn. Er ontbreken antwoorden op vragen, hij gebruikt regelmatig spreektaal in plaats van schrijftaal en er zitten redeneringen in die niet kloppen. Of beter, waar ik het niet mee eens ben, dat is natuurlijk wat anders. Ook bevat het zeker goede onderdelen, maar die voeren niet de boventoon. Ik schrijf mijn feedback en laat de student weten dat hij meerdere aanpassingen moet maken om een voldoende te kunnen halen. In mijn beoordeling kijk ik naar drie dingen: is het compleet, is er serieus werk van gemaakt, en kan de student reflecteren. Mijn feedback naar student 1:
‘Het stuk komt gehaast en een beetje slordig over. Voorbeelden: 1) Ik denk bij het tweede conflict dat jij niet de conflicthanteringsstijl vermijden koos, maar dat die dame van 50 jaar dat deed, toch? 2) spreektaal i.p.v. schrijftaal (‘met dat soort mensen moet je anders communiceren i guess’) 3) wat betekent ‘maar idk of dat binnen kwam’? 4) C1c: ik weet nu nog steeds niet of je je prettig voelt op school 5) C3- ik ben het niet eens met je opmerking dat je ergens geen zin in kunt hebben als je niet weet hoe het is (je kunt het bijvoorbeeld leuk vinden om iets nieuws te leren), maar als jij dat zo voelt is dat prima. Ik mis nu wel nog het antwoord op de tweede vraag bij C3.‘
Daarna open ik de opdracht van student 2. Dit is een uitwerking zoals een docent het hoopt. Er zit een voorblad in, een inleiding, inhoudsopgave en conclusie, terwijl dat voor deze opdracht niet eens hoeft (meestal wel trouwens, maar deze keer niet). Ze besteedt flink wat woorden aan haar visie op dingen en haar eigen ontwikkeling en haalt treffende voorbeelden aan om dit te onderbouwen. Steeds bekijkt ze wat ze graag zo wil houden en waar ze nog aan wil werken. Het is zeer serieus aangepakt. Mijn feedback naar student 2:
‘Dit verslag is zoals een docent hoopt dat iemand het maakt. Je laat zien dat je er echt voor bent gaan zitten en je neemt ook een lerende houding aan. Mooi dat je zowel in jezelf waardeert wat je principes zijn, als dat je tegelijkertijd open staat om dingen de volgende keer net iets anders aan te pakken. Onderzoek voor jezelf of je het volgende keer in net iets minder woorden kunt vatten. In de praktijk lezen mensen namelijk vaak liever niet te lange teksten en het zou er toe kunnen leiden dat jouw boodschap later minder goed aankomt. Dat zou zonde zijn. Hoe dan ook: je bent zeer goed bezig!’
Veelzeggend zijn de begeleidende teksten van student 1 en student 2 in hun email waarmee ze de opdracht inleveren. Student 1 schrijft ‘ik hoop dat het zo goed genoeg is’, terwijl student 2 zegt ‘Ik ben benieuwd naar uw feedback zodat ik het nog beter kan maken.’
Leuk om te melden is dat student 1 een week later de verbeterde versie aanlevert. Deze is aangepast op de punten die ik aangaf, en nu net voldoende. Vlak erna heb ik toevallig ook nog een 10-minutengesprek met hem en hij komt nog even terug op mijn feedback op zijn opdracht. Hij legt uit waarom hij sommige dingen anders ziet dan ik. Ook snapt ie bepaalde dingen van mijn feedback, zegt ie. Dat is mooi, want ergens op terugkomen, iets nog even goed aan de orde stellen en kritisch zijn naar een docent, zijn ‘HBO-professionele’ vaardigheden, zo zeg ik hem. Daarmee heb ik hem gelijk een compliment gegeven, want dat had ik nog niet gedaan in mijn geschreven feedback (en had ik wel kunnen doen). Zo levert het doen van een tweede poging iets extra’s op, namelijk dat we het er samen even over hebben en dat we elkaar weer iets beter leren kennen.
Ik kijk de rest van de digitale stapel na in de dagen die volgen. Ik wil nakijkwerk altijd zo snel mogelijk gedaan hebben. Er zijn nog verschillende grappige opmerkingen van studenten die ik u niet wil onthouden:
- Op de vraag wat ze geleerd hebben van bijbanen: ‘Geef niet altijd 100% tijdens het werk, want dan krijg je meer werk.’
- Op de vraag of ze de volgende keer iets anders zouden doen bij het conflict: ‘Om heel eerlijk te zijn zou ik dan ook exact hetzelfde hebben gedaan als dit me nog een keer zou gebeuren. Dreigen is nou eenmaal de beste manier om bij jongens van 16 iets gedaan te krijgen. Ik zou het natuurlijk niet misbruiken in situaties waar dat niet gepast is, maar in deze situatie was dat het wel.’ Ik lees dit als man van 53 jaar en zie er wel de humor van in. Een meid van een paar jaar ouder dan 16 jaar spreekt over jongens van 16 jaar alsof ze veel jonger zijn. Als ik hier later nog een keer met haar over spreek, en haar vertel dat ik het grappig vond hoe ze het verwoordde, voegt ze er nog even aan toe dat het eigenlijk voor alle mannen geldt.
- Op de vraag of ze het gevoel hebben dat ze genoeg leren op school: ‘Hoe definieer je genoeg? Dat weet ik nu nog niet.’ Dat vind ik wel een scherp antwoord, want feitelijk heeft ie gelijk: later zal pas blijken of het genoeg was. Dit antwoord is trouwens van diezelfde student 1.
Ik vraag me wel eens af of ik met dit soort opdrachten, feedback en gesprekjes genoeg bijdraag aan de leerprocessen van de studenten. Ik kijk dus zelf ook in de spiegel. Ik heb het gevoel dat ik best aardig bezig ben, maar het knaagt dus ook wel eens. Ik lees enorm veel theorie over lesgeven en leren, ik luister podcasts en kijk filmpjes. Ik weet dus ook dat het nog een stuk beter kan.
Het is een complex beroep dat lesgeven.
Stapje voor stapje een beetje beter, zegt mijn leidinggevende altijd.
En zo is het.
Ik wens u een fijne dag.
Bart