Selecteer een pagina

Het zijn weer nakijkweken bij de HU! Het klinkt bijna als een reclame voor een supermarkt. Niets is minder waar. Periode D is klaar qua lessen en studenten leveren hun dossiers in en maken hun toetsen. Dat leidt vervolgens tot een digitale berg nakijkwerk voor ons als docenten. Mjammie. Voor mij bestaat de berg deze keer uit:

  1. het nakijken van dossiers van propedeusestudenten over hun eigen ontwikkeling als logistiek professional in opleiding;
  2. dossiers van 2e jaarsstudenten over het nemen van regie op het vlak van inkooplogistiek, voorraadbeheer en forecasting, waarbij ze een mooie powerBI-omgeving vol met echte data van bedrijven mogen bestuderen. Deze PowerBI-omgeving heet ‘inventory control scan’ en is op maat voor de HU aangepast en gevuld met data van bedrijven in ons netwerk, door Dieuwke Creemers van Logistic Sense. De studenten hebben tevens contact met de bedrijven waarvan de logistieke data in de tool zitten, zodat ze vraagstukken niet alleen aan de hand van de data benaderen, maar ook veel kwalitatieve dingen over het bedrijf aan de weet te komen;
  3. ook heb ik voor 2) nakijkwerk van de herkansers van het jaar hiervoor. Daarvoor moet ik dan altijd op zoek naar de beoordeling van vorige keer om te zien wat ze moesten verbeteren of aanvullen. Aangezien ik een echte man ben, kost zoekwerk me altijd wat moeite, maar uiteindelijk vind ik het wel met hulp van een collega;
  4. daarnaast zijn er nog enkele ‘langstudeerders’ die stukken inleveren die horen bij de vakken change management en supply chain management die ik derdejaars studenten gaf. Ook even graven in het geheugen;
  5. en dan leveren de herkansers uit propedeuseperiode C van de kenniscolleges ‘logistiek verbeteren’ ook nog hun bijdrage aan de digitale hoop.

U begrijpt, ik vermaak me wel.

De nakijkperiode is meestal in totaal zo’n week of 2 à 3. Na 7 of 8 weken les ontstaat er dan in die 2 of 3 weken een nieuwe dynamiek. Zijn wij in de lesweken gefocust op voorbereiden, lesgeven en studenten begeleiden, in de nakijkweken zijn wij als docenten druk met nakijken, maar ook veel in vergadering met elkaar: we maken PDCA-evaluaties over de voorbije periode en kijken tevens ook alweer vooruit naar de nieuwe periode.

Ik doorloop per na te kijken vak altijd een bepaalde ‘frustratie en plezier curve’, zo heb ik bij mezelf gemerkt. Daar ga ik u deelgenoot van maken.

  • Het begin is frustrerend omdat ik me dan eerst weer moet inlezen in beoordelingsdocumenten en alle exacte formuleringen van de opdrachten, in de systemen dossiers moet checken op compleetheid en soms beoordelingen terug moet zoeken in de administratie van vorig jaar. Bij nakijken moet je op veel dingen letten en zeer secuur te werk gaan, zo ook bij de voorbereiding van het nakijken. Allemaal nodig, maar wel veel gedoe, en dan ben je nog niet eens begonnen met nakijken. Als beloning na de voorbereiding kost het eerste dossier dat je nakijkt dan altijd extra veel tijd, want je moet er even inkomen.
  • Na de licht frustrerende procedurele aanloopperiode volgt een periode dat ik ‘er lekker in zit’. Ik word zowaar efficiënt. Natuurlijk richt ik me op het beoordelen van studenten, maar er zijn zelfs momenten dat ik mezelf beoordeel, en dan zeg ik bijvoorbeeld hardop tegen mezelf: ‘goed bezig, Bart’(echt waar). In het plezier-stuk van de curve moet ik geregeld glimlachen om wat studenten inleveren. Soms valt het niveau tegen, maar soms verbaas je je over de hoge kwaliteit en de volwassenheid van de teksten. De verschillen zijn groot.
  • De nakijkcyclus eindigt meestal weer met wat frustratie. Over het lange zitten, binnen, achter mijn bureau. Ik ontmoet ook altijd weinig mensen in nakijkweken. Frustratie ook omdat ik bij de laatste studenten voor de zoveelste keer hetzelfde onderwerp nakijk, en omdat ik als ik klaar ben de cijfers in twee verschillende systemen moet invullen. Bovendien beginnen mijn armen pijn te doen, want je muis-klikt je werkelijk ongans. Ik wil niet zielig doen, maar voel me dan wel zo.

Maar omdat u geen zin heeft in een zeurderige blog, ga ik niet verder in op de frustraties. Ik ga u hieronder nog even trakteren op een aantal situaties in het plezierdeel van mijn nakijkcurve. Veel leuker om te bespreken wat goed gaat. Want wat aandacht krijgt, groeit. Daar gaat ie, kijk met me mee.

Ik klik op een .mov-bestand en zet mijn geluid wat harder. Ik bekijk het filmpje van een pitch van een propedeusestudent. Voor de pitch vragen we studenten om zichzelf op creatieve wijze te presenteren, en te laten zien hoe ze zich aan het ontwikkelen zijn als logistiek professional. Er volgt een filmpje dat veel weg heeft van een Coolblue reclame. U weet wel, dat op het moment dat ze een woord uitspreken er een bijpassend plaatje in beeld komt. De beelden volgen elkaar snel op en ondertussen spreekt de student een inhoudelijk goede tekst uit over zijn eigen ontwikkeling. Erg knap gemaakt. Deze student heeft ook een zeer goed geschreven dossier aangeleverd, tjokvol met onderbouwde beweringen. Hij neemt de lezer mee, door uit te leggen wat hij doet en waarom. Wij noemen dit: hij schrijft ‘naar de lezer toe’. Veel studenten schrijven namelijk ‘van zich af’, je merkt in dat geval dat ze vooral opschrijven wat ze moeten inleveren en zich niet realiseren dat een lezer niet automatisch alles begrijpt wat zij bedoelen. Deze student van de briljante pitch benoemt voor zichzelf als belangrijk ontwikkelpunt dat hij beter wil leren communiceren. Dat kan nooit kwaad, denk ik, want alles is communicatie. Met een tevreden glimlach vul ik het concept-beoordelingsformulier in en verheug me alvast op het bijbehorende mondeling dat nog gaat volgen (o ja, er zitten ook nog twee dagen assessments in die nakijkweken). Eén ding is zeker: de mondelinge communicatie van deze student kan vast en zeker beter, maar via geschreven tekst en via beeld communiceert ie reeds als een tierelier.

In hetzelfde soort dossier, maar dan van een andere student, ben ik even later de feedback van een collega-student aan het lezen. Ze moeten namelijk zelf feedback verzamelen van medestudenten en van familie en vrienden. Dit gebruiken ze om hun eigen ontwikkeling te duiden en zo betere keuzes te maken over waar ze op willen gaan focussen in het tweede jaar. Een van de vragen die de student de feedbackgevers stelde: ‘heb je nog veranderingen bij mij waargenomen het laatste jaar, en zo ja, welke?’ Het antwoord van zijn beste vriend luidt: ‘nee, eigenlijk niet, behalve dan natuurlijk dat je wel wat lelijker bent geworden.’ Misschien ligt het aan mijn niveau, maar ik kan hier van genieten.

Ook vraagt iemand in zijn ingeleverde teksten op pagina 12 heel liefjes: ‘ik heb het uitgewerkte verslag van het interview met een logistiek manager niet opgenomen in het dossier, maar ik hoop dat ik toch een voldoende kan halen.’ Ik help het hem hopen. Een ander schrijft in zijn voorwoord: ‘ook voor de dingen die ik nog moet leren heb ik alvast een plan uitgewerkt zodat ik een nog betere logistieke manager kan worden. Genoeg reden dus om lekker verder te lezen.’ Ik krijg er meteen zin in om verder te lezen.

‘Magazijnmedewerkers zijn niet al te snugger’ lees ik vervolg bij een ander en verderop ‘meetings zijn saai.’ Bij dit soort opmerkingen realiseer ik me dat jonge mensen ongenuanceerd uit de hoek kunnen komen, en dat ze het soms echt zo zwart-wit zien. De nuance komt later vanzelf, houd ik me voor. En ja, ik heb ook een taak om samen met hen het grijze gebied te verkennen, maar ik vind het stiekem wel een leuk soort uitspraken.

Ook mooi om te zien is dat sommige studenten ver vooruitkijken en hun eigen rol al duidelijk in gedachten hebben. Zo lees ik bij het onderdeel leidinggevende vaardigheden: ‘wel moet ik nog oefenen met lastige mensen managen. In de toekomst ga ik lastige mensen managen, mijn huidige werk zit daar vol mee. Nu heb ik nog de tijd om daar aan te werken.’ Wanneer zijn mensen lastig, vraag ik me in mezelf af, en waarom zie je het zo? Deze vragen leidden tot een leuke discussie bij het mondeling dat hierbij hoort.

Oké een laatste glimlachopwekker dan. Ook weer uit de feedback aan een student, van een vriendin in dit geval. Op de vraag ‘in welke mate ben ik te vertrouwen’, antwoord zij: ‘Ik denk dat je heel erg goed te vertrouwen bent. Jij bent totaal niet iemand die gaat roddelen of het leukt vindt om over andermans zaken te praten. Daarnaast vergeet je ook best veel, dus eigenlijk heb je nauwelijks iets om over te roddelen (gevolgd door een smiley)’.

U benijdt mij, ik voel het. Troost u: er zijn ook heus quotes te geven waar ik lichtjes verdrietig van word, maar hé, ik heb beloofd het vrolijk te houden.

Het is wel intensief werk, dat nakijken. Je wil het toch heel serieus doen en de studenten waardevolle feedback geven. Ik ben moe, staar naar mijn scherm en kijk op de klok. Ik zit hier al weer veel te lang. Ik kijk naar buiten. De zon schijnt volop. Ik wil niet meer zitten, niet meer binnen zijn, niet meer lezen en niet meer beoordelen. Ik wil naar buiten, de zon voelen op mijn kalende knar, even bewegen. Nog voordat ik in het frustratie-deel van mijn nakijkcurve terecht kom, sta ik op (voor zelfkennis zou ik mezelf een voldoende geven). Ik pak mijn zwembroek en mijn handdoek, smeer me in en stap op de fiets naar mijn bootje. Mijn vriendin zwaait me uit en … yes… nu word ik dus zèlf nagekeken.

Meester Bart wenst u een fijne dag!