Ik vind logistiek een prachtig vak èn ik hou van mensen. Een geweldige combinatie om in het logistieke bedrijfsleven te werken, zoals ik lang deed, maar ook zeer fijn in het logistieke onderwijs. Ik geniet het meest tijdens mijn werk als ik contact heb met studenten. In de eerste weken van dit studiejaar heb ik weer zoveel mooie dingen gehoord en gelezen, dat ik het even aan u kwijt moet.
Soms is er sprake van pure humor: een bewuste grap van een student, of een opmerking die ik weliswaar grappig vind, maar die niet zo is bedoeld. Ook geniet ik ervan als een student mij een kijkje in zijn of haar hoofd gunt, zodat hun belevingswereld een beetje dichterbij komt. Of als ze een opmerking maken waardoor ik merk dat ze het naar hun zin hebben in de les.
Ik geniet ook van bepaalde woordkeuzes of zinnen:
- Zo hoor ik de ene student tegen de andere student (die vond dat hij relatief veel werk verzette in het groepje) zeggen: ‘ja, dat is óók het leven, het kan niet altijd gaan zoals je wilt’.
- Of in een dossier waarin een derdejaars moet uitleggen wat hem aanspreekt in de theorie: ‘als ik een element moet kiezen in dit hoofdstuk dat mij niet zo aansprak, was het toch wel het laatste deel omdat hier weer erg op de emoties werd ingegaan en zoals ik eerder aangaf heb ik hier gewoon heel weinig mee.’
- In dezelfde cursus schrijft een andere jongen: ‘Wat mij minder aanspreekt is dat ik het gevoel heb dat mensen uiteindelijk meer aan het praten zijn dan aan het werken. Ik ben van mening dat veranderen goed is, maar aan het einde van de dag moet het personeel ook werken en een product verkopen.‘
- Ik vraag eerstejaars naar het verschil tussen correlatie en causaliteit. Dat vind ik erg belangrijk want het wordt vaak door elkaar gehaald (en niet alleen door studenten). De student zegt: ‘bij causaliteit is er sprake van oorzaak-gevolg. Een voorbeeld van causaliteit is dat ik nu opgelucht ben omdat de toets goed ging.’
- En bij een assessment over zelfinzicht en persoonlijkheid, hoor ik: ‘een specialist is iemand die erg graag met zichzelf werkt.’
- Zo las ik een concept-afstudeerrapport over voorraadbeheer in ketenperspectief bij een productiebedrijf. En toen werd – gedrild als ik inmiddels ben – mijn aandacht getrokken door een zin met daarachter (Bron, 2015). Hé, denk ik dan meteen, die is nog vergeten de specifieke bron in te vullen. Ik ga naar de website waarnaar verwezen wordt en tref een artikel aan dat geschreven is door de heer Jan Cees Bron. Een man wiens achternaam zelf een verwijzing is. De student heeft er geen idee van, maar hij heeft mij onbedoeld voor de gek gehouden. Ik vind dat grappig.
Af en toe zit de humor bij iemand uit het bedrijfsleven waar de student een onderzoek doet. Zo lees ik in het interviewverslag van de student die een klant mag bevragen van het bedrijf dat hij onderzoekt: ‘Ik wil het graag over een paar zaken met u hebben. Allereerst de klantreis. Hoe heeft u deze ervaren?’ Op zich vind ik het al geestig om te zien dat iemand die zelf net het woord klantreis heeft geleerd, er klakkeloos vanuit gaat dat iemand anders dat woord ook kent, maar daar gaat het nu niet om. Het gaat me om het antwoord van die klant (waaruit overigens bleek dat hij het woord wel degelijk kende): ‘als een achtbaan.’ Dat zijn de momenten dat ik mijn stoel grinnikend naar het raam toe draai en even naar buiten glunder.
Soms geven studenten onbedoeld een kijkje in hun belevingswereld. Een studente schrijft: ‘persoonlijk ben ik zeer geïnteresseerd in de inkoopkant van de logistiek, en dus was deze periode mij op het lijf geschreven. Ik vond de meeste opdrachten dan ook helemaal niet erg om uit te voeren.’ Op zich fijn denk ik dan, maar tegelijkertijd realiseer ik me dat ze impliciet zegt dat opdrachten normaal gesproken wèl erg zijn om uit te voeren. Dat is dan wel weer jammer.
Ik genoot laatst ook van een paar situaties bij leerteamleren, de lesvorm waarin ze in groepjes spreken over hun leerprocessen en elkaar daarin bijstaan. Ze leren daar vragen stellen, kritisch zijn, luisteren en hun mening aanscherpen. Het is een lesvorm waarin de leerteambegeleider een soort ‘coach’ is van de groep, dus geen docent. Dat is een rol waarvan bij ons aan de HU gezegd wordt dat wij ‘gelijkwaardig zijn aan de studenten maar wel met een erkende ongelijkheid’. Dat vind ik mooi: we zijn gelijkwaardig als mens, want ook wij blijven leren, maar we hebben tegelijkertijd de coach-rol en die is nu eenmaal afwijkend van die van de studenten. Hoe dan ook: wij doen bij deze lesvorm als docent, eh coach, dus ons best om deel uit te maken van de groep. Dat betekent bijvoorbeeld dat we in de kring gaan zitten en niet voor de groep staan en dat we onszelf ook kwetsbaar opstellen. Laatst had ik met studenten uit jaar 2 weer zulke sessies:
- In de werkplaatsles die hier direct aan voorafging had ik terwijl ze aan het werk waren op het whiteboard een poppetje getekend met een tekstballon waarin stond ‘o ja, van harte welkom’, omdat ik dit aan het begin niet gezegd had. Het leuke daarvan is dat sommigen dit opmerken, maar de rest het volgens mij helemaal niet ziet. Alleen al om dit feit kan ik pret hebben. Maar dat is natuurlijk genieten van mezelf en het gaat hier om genieten van de student. Tijdens het leerteamleren dat dus na deze les plaatsvond, keek ik op een bepaald moment naar het whiteboard. Daar stond: ‘Welkom Bart’. Toen ik me weer omdraaide zag ik een van de jongens glimmen. Ik vind het leuk dat ze dit soort dingen doen en bedankte hem voor zijn gebaar.
- Twee weken later bij hetzelfde groepje maken we een rondje zodat eenieder over zijn weekend kan vertellen (over het weekend vertellen? Wat een soft gedoe op jouw school! Nee, hoor. Elkaar kennen is essentieel om open naar elkaar te kunnen zijn, dus daar maken we juist graag ruimte voor bij leerteamleren). Toen de student aan mijn rechterkant over zijn familiebezoekjes en sportblessure gesproken had, wilde de student aan mijn linkerkant het overnemen. Maar iemand zei: ‘nee, jij bent nog niet, eerst Bart.’ Dat is mooi om te zien, want meestal zien ze ons in dit soort situaties niet als deelnemer. Nu dus wel. Mijn erkende ongelijkheid en ik voelden ons echt gezien.
- Als leerteambegeleider heb je naast groepsgesprekken trouwens ook individuele gesprekken. Omdat wij veel jongens in de opleiding hebben en minder meisjes, zeg ik altijd expliciet dat ze me moeten benaderen als er iets is. Ik heb namelijk het beeld dat jongens toch iets minder makkelijk over hun gevoel praten, al verschilt dat sterk. Toen ik een gesprek met een meisje had maakte ze inderdaad veel meer woorden vuil dan dat de meeste jongens doen. En omdat ik afsloot met het verzoek om me op te zoeken en issues bespreekbaar te maken, zei ze lachend ‘nou, maakt u zich daar maar geen zorgen over, hoor.’
Leuk toch? Eigenlijk erger ik me bijna nooit aan studenten. Ik verbaas me wel geregeld. En meestal geniet ik dus van ze. En daarmee ben ik gezegend, want het maakt het werkzame leven een stuk leuker.
Meester Bart wenst u een fijne dag en zou willen zeggen: mens, ergert ge niet!