Selecteer een pagina

Ik voel mij in mijn werk als docent vaak een soort docerende nomade, die van gebouw naar gebouw trekt, van flexplek naar flexplek en van lokaal naar lokaal. Gewapend met een volle rugzak survival ik me over Utrecht Science Park. Hoe dat er uitziet? Reis maar even mee.

Na het ontbijt pak ik mijn rugtas in. Die rugtas is mijn alles en sleep ik de hele dag met me mee, op de fiets, in de trein, in de tram en van plek naar plek op de Hogeschool. Zonder mijn rugzak ben ik nergens. Dus… ik ga op reis en ik neem mee:

  • Een Laptop
  • Stroomkabel
  • Verloopkabeltje (bij sommige schermen zit geen HDMI aansluiting)
  • Losse muis (dat vakje op de laptop is handig, maar werkt natuurlijk niet echt fijn)
  • Presenter (apparaatje om sheets door te klikken)
  • USB-stick (misschien ooit nodig)
  • Boek of tijdschrift (ik gebruik mijn OV-tijd vaak om vakliteratuur te lezen, al staat de Avondshow met Arjen Lubach ook in hoog aanzien)
  • Oortjes
  • Brillenkoker met schermbril
  • Schriftje met pen (klein schriftje, om gewicht te besparen)
  • Extra pennen voor als studenten iets moeten schrijven
  • Whiteboardmarkers (die je geregeld in een lokaal laat liggen)
  • Broodtrommel met broodjes en andere versnaperingen (ik moet van mezelf iets van fruit erbij doen, en mag ook iets snoep-koek-achtigs. Dat laatste vergeet ik nooit)
  • HU-mok (er zijn geen wegwerpbekertjes meer bij de koffie-automaten, en terecht)
  • Een flesje om water in te kunnen doen (en toch lukt het me nog steeds niet om voldoende water te drinken)
  • Portemonnee met pasjes
  • Deodorant (er zijn van die dagen)

Nu ziet u het zelf, zonder mijn rugtas kan ik net zo goed thuis blijven. Zo, ik ben goed ‘uitgerust’. Kom maar op!

Zoals altijd fiets ik eerst naar het station, wacht op de trein, zit in de trein, wacht op de tram, zit in de tram en arriveer op Utrecht Science Park. Deze maandag start ik in gebouw HL15, een ander gebouw dan ons ‘eigen’ gebouw PL101. Blijkbaar waren er tijdens de roostering geen hoorcollegezalen meer in Padualaan 101. Dat is overigens helemaal niet erg, want het is slechts vijf minuten extra lopen of een halte langer met de tram. Ik kies de eerste optie, zodat ik nog wat frisse lucht inadem voordat ik naar binnen ga. Ik loop het prachtige gebouw binnen, met een mooie open binnenruimte en die kenmerkende fotogenieke gele roltrap, en ga naar lokaal HL15-1.096.

Ik pak mijn tas uit, sluit de techniek aan… En geef mijn les. Na afloop van de les pak ik mijn tas weer in.

Ik loop terug naar ‘mijn’ gebouw PL101 om een werkplek te zoeken. Ik ga wat dossiers van studenten lezen en daarbij moet ik me kunnen concentreren. Ik kies er dus voor om niet in één van de gewone flexruimtes voor personeel te gaan zitten, want daar babbelt men er vaak lustig op los. Of voert men Teamsgesprekken met onzichtbare digitale derden. Ik kies de flexruimte met een grote stiltesticker op het raam. Gelukkig, er is nog plek.

Daar aangekomen pak ik mijn tas dus weer uit. Ik klap mijn laptop open en sluit alles aan: mijn laptop knoop ik aan het losse scherm dat er staat, mijn muis aan mijn laptop, en het toetsenb….. o, geen losse toetsenborden in deze ruimte. Ik ga op zoek in een andere ruimte en vind een los toetsenbord. Dat sluit ik ook aan, want het typt veel fijner dan op mijn laptop. Mijn schermbril leg ik op tafel evenals mijn mini-schriftje waarin ik aantekeningen en acties opschrijf. Nu nog even koffie halen. Ik pak mijn mok uit mijn tas en ga een bakkie scoren. Ik loop onze eigen koffiemachine op het IPB instituutsplein bewust voorbij. Ons plein is een erg gezellige plek, met een keukentje, tafels en planten. Mensen zitten hier te kletsen, te werken of hun bammetjes te eten. Maar…. er is daar geen bonen-worden-gemaald-terwijl-u-wacht-koffiemachine en aan die andere machine waarbij de ‘koffie’ als één kwak in je mok valt, kan ik maar niet wennen (en ik heb het serieus geprobeerd). Ik loop dus naar een ander keukentje op dezelfde verdieping en keer met een volle mok terug naar het flexhok. Ik gebruik mijn medewerkerspasje om de ruimte weer in te kunnen en werk twee uurtjes.

Dan heb ik een afspraak met een student via Teams. Die kan ik natuurlijk niet in die flexruimte met stiltesticker doen. Dus ik mag weer op zoek, en pak ik mijn spullen weer in.

Ik vind een plek waar ik kan gaan zitten praten zonder anderen te storen. Soms ga ik naar zo’n hermetisch afgesloten 1-mans hokje waar je zelf maar nèt in past, bedoeld om in stilte te kunnen bellen, Teamsen of werken. Handig dat die er zijn. De vorige keer was het ontvangst daar echter slecht, misschien was dat toevallig pech, maar ik ga nu toch voor de zekerheid in een open ruimte zitten in de gangen rondom het instituutsplein, waar dus allerlei zitjes zijn voor studenten en medewerkers. Als je daar hardop praat, vind niemand dat erg. Je verstaat ook eigenlijk andermans gesprekken niet echt, het is meer een soort prettig gonzen. Het geeft een beetje het gevoel alsof je in een grand-café aan het werk bent. Weliswaar zonder bediening, zonder appeltaart met slagroom en zonder muziekje, maar…. wel gratis.

Ik haal dus weer wat spullen uit mijn tas, doe mijn oortjes in en open de Teams-meeting. De student verschijnt de eerste minuten niet in beeld en ik check mijn mailbox. Ja hoor, een mailtje van vijf minuten geleden: ‘Beste meneer, ik was helemaal vergeten dat ik langer moet werken. Excuses. Kunnen we een nieuwe afspraak maken?’ Dat kan natuurlijk, flexibel als ik ben. Ik geef de student twee tijdsblokken in deze week en vraag hem de nieuwe afspraak daar zelf in te plannen.

Ik pak mijn tas weer in en loop terug naar mijn ‘concentratie-flexplek’ om verder te werken, maar die is inmiddels ingenomen door iemand anders. Hmm, waar zal ik nu eens naartoe gaan? Over een klein uur geef ik mijn tweede les vandaag. Ik besluit om alvast naar dat leslokaal te lopen om te kijken of ik er misschien al in kan, dat scheelt straks weer een extra verhuizing. Helaas, er wordt nog lesgegeven. Dan maar terug naar de flexruimtes. Ik ga er eentje binnen waar iedereen tegen elkaar mag praten, en dat doen mensen dan ook. Dat is af en toe wel gezellig, en je spreekt weer eens wat andere mensen. Ik kies een klus uit waar ik me niet teveel voor hoef te concentreren.

Ik pak mijn tas daar dus weer uit en sluit alles aan. Het werken gaat, ondanks dat je andermans gesprekken juist wel kunt volgen, best aardig. Daarna ga ik lesgeven in het lokaal waar ik daarnet nog niet in kon, en dus… pak ik mijn tas weer in.

Het lokaal ligt twee verdiepingen lager, en ik loop er over de gangen naartoe. Dit vind ik leuk omdat er altijd wel iets te zien is: groepjes studenten die al pratend over de docenten uit een les komen (‘hij zei dat het niet zo belangrijk was, maar we kregen het wel op de toets’), mensen van de facilitaire dienst die een bijeenkomst in een open ruimte voorbereiden (‘we hebben nog tien stoelen nodig, Ben’) of iemand met een grote bos bloemen (‘hoi’). En natuurlijk… andere docerende nomaden, herkenbaar aan de enigszins nerveuze et doch doelgerichte blik. Eenmaal aangekomen pak ik mijn tas weer uit en sluit alles aan. Daar ben ik inmiddels heel goed in geworden.

Ik geef mijn les en na deze les staat de volgende docent met een paar van haar studenten werkelijk te popelen om naar binnen te gaan. Ik weet dan meteen dat ik hier niet kan blijven zitten om de digitale weekstart met ons team te doen. Die is namelijk direct aansluitend op mijn les gepland. Dat is niet ideaal, maar het is al een wonder dat al mijn collega’s met hun eigen roosters tegelijk kunnen, dus mij hoor je niet klagen.

Ik pak mijn spullen weer in. Behalve mijn laptop, die houd ik open en ik log alvast in op de Teamsmeeting. Ik doe mijn rugtas om, til mijn laptop op en loop door de gangen op zoek naar een plek waar ik kan zitten. De meeste collega’s zitten al in de meeting en dat ze mij in beeld zien terwijl ik loop, is bij ons een bekend verschijnsel. We zien elkaar regelmatig aan het begin van een Teamsmeeting even wandelen op weg naar een andere plek. Ik kom een collega-nomade uit ons logistieke team tegen en we vinden samen een leeg lokaal. Nu maar hopen dat ie leeg blijft, want wij hebben deze niet gereserveerd.

Ik pak mijn tas uit. We worden niet weggejaagd tijdens onze online weekstart en daarna kunnen we zelfs nog blijven zitten. Het zit dus ook wel eens mee. Ik werk in diezelfde ruimte wat mails weg, en heb nog een hele bups werk te doen vandaag, maar ik wil eigenlijk niet de kans lopen elk moment weggejaagd worden. Ik besluit daarom niet nogmaals op zoek te gaan naar een rustige werkplek. Ik ga wel naar huis, dan weet ik zeker dat ik in alle rust mijn acties kan wegwerken.

Ik pak mijn tas weer in en ga met tram, trein en fiets naar huis. Thuisgekomen pak ik mijn tas voor de laatste keer deze dag uit, en werk nog een paar uurtjes.

Ik voel me op de Hogeschool dus af en toe net een docerende nomade. Thuis, maar ontheemd. Alsof je in je eigen huis op een logeerkamer woont. Want ga maar na: ik heb vandaag dus in twee verschillende gebouwen gezeten, op zes verschillende plekken gewerkt, zeven keer mijn tas ingepakt en zeven keer mijn tas uitgepakt, ben één keer op zoek gegaan naar een toetsenbord, heb één keer een stoel gezocht die wèl lekker zit, heb meerdere keren meters afgelegd naar koffiehoeken en toiletten, en heb in de pauze een ommetje gelopen (goed bezig). Ik maak mijn meters wel. En dit was een normale dag, niet eens een extreme.

Nu heb ik net als velen van u een zitberoep, en dan ook nog eens de hele tijd binnen. Voor de klas sta ik meestal als ik kenniscollege geef, dat wel, maar bij de andere lesvormen zit ik het grootste deel.  Ergens in de evolutie van de mens is het misgegaan, denk ik, want dat wij als diersoort tegenwoordig de hele dag binnen zitten lijkt me niet de bedoeling van Moeder natuur. En we zien zelf niet eens meer hoe zogenaamd comfortabel we het onszelf gemaakt hebben. Denk er maar eens over na hoe bizar het eigenlijk is dat er een afstandsbediening zit op een televisie die drie meter van je bank staat. ‘Dus dat nomadebestaan van jou, Bart, dat is zo gek nog niet’, hoor ik u denken. Daar heeft u gelijk in. Het is gezond om tussendoor te bewegen, en hé, dat lukt zo prima. Maar toch denk ik ook wel eens: waar is de tijd gebleven dat iedereen een vaste plek in een eigen kamer had, of een kamer gedeeld met maar één ander iemand? Lekker een vast bureau, met je eigen goede stoel, een plantje dat je helemaal zelf in leven moet proberen te houden, familiefoto’s en vaderdag-pennenhouder. En niet continu die gesprekken die je wel moet volgen om je heen.

Ik zeg niet dat je als docent een vaste werkplek mag verwachten, hoor, want dat kost natuurlijk veel meer ruimte en dus geld. Een vaste plek voor elke docent zou tot wel heel lage bezettingsgraden leiden, want hunnie zitten er niet de hele week. Immers, ze werken vaak parttime, geven les in andere ruimten en werken ook nog eens deels thuis. Maar toch, ik verlang  soms stiekem naar een vaste eigen plek. Die helemaal van mij is. Uit onderzoek is allang gebleken dat het niet echt gezond is om in kantoortuinen te werken als je je moet concentreren. Daarbij: het zou me een hoop tijdwinst – en gevoel van rust – opleveren als ik niet de hele tijd een nieuwe plek hoefde zoeken.

Maar al wens ik me dus stiekem soms terug in de tijd, de huidige manier van zwervend werken is zo slecht nog niet. Ik kan op deze manier prima aan mijn zelf geformuleerde doel werken, namelijk dat ik graag flexibel wil blijven. Dat gaat wel lukken zo.

 

Meester Bart wens u een beweeglijke dag.